Ontwikkeling van biocomposiet op basis bermmaaisel, gerecycled toiletpapier, waterplanten en riet



Het onderzoek van NPSP richtte zich op de productie van biocomposiet met vezels van riet, gras, waterplanten en cellulose. Gebleken is dat van natuurvezels een volwaardig composiet kan worden gemaakt. Wel is nog vervolgonderzoek nodig naar de optimalisatie van de vezels en eventuele risico’s door de mogelijke aanwezigheid van zware materialen in de biomassa.
Bij het beheer van watergangen en natuur komen aanzienlijke hoeveelheden waterplanten, riet en natuurgrassen vrij. Op dit moment wordt het materiaal over het algemeen gecomposteerd. Dit is een relatief laagwaardige toepassing, waarbij CO2 direct terechtkomt in de atmosfeer. Door natuurvezels hoogwaardig toe te passen in biocomposiet kan de uitstoot van broeikasgassen worden beperkt en kunnen eindige en milieuvervuilende grondstoffen zoals glasvezel en aluminium worden vervangen.

In de tweede fase van het onderzoek zijn verschillende recepten om biocomposiet te maken getest met verschillende verhoudingen tussen natuurvezels, kalk en biohars (polyester). Van de geproduceerde materialen zijn vervolgens de mechanische eigenschappen bepaald met behulp van een buigtests en impacttests. Ook zijn de verschillende recepten kunstmatig verouderd met behulp van een QUV-kast, waarna nogmaals de mechanische eigenschappen zijn vastgesteld. Het blijkt mogelijk om uit 84% van de reststromen een volwaardig product te maken met mechanische eigenschappen die vergelijkbaar zijn met die van reguliere materialen zoals vurenhout en Trespa. Wel zijn er verschillen tussen de gebruikte vezels. Biocomposiet op basis van cellulosevezel blijkt de beste mechanische eigenschappen te hebben. Ook blijken de eigenschappen na het verouderingsproces (door de QUV-kast) redelijk te zijn. De mechanische eigenschappen worden vooral verminderd door de blootstelling aan vocht.


Partners